SOS industrie
De energie-intensieve basisindustrie in Vlaanderen is niet meer concurrentieel voornamelijk door de hoge energiekosten. Daardoor wordt de capaciteit onderbenut, blijven de investeringen uit, verschuift de productie naar het buitenland en neemt de toegevoegde waarde af. Daarbij komen de gigantische miljardeninvesteringen om te komen tot een netto nuluitstoot van broeikasgassen, wat de Europese Unie oplegt tegen 2050. De grote druk op het industriële weefsel moet ons zorgen baren omdat de Vlaamse economie sterkt geënt is op de basisindustrie. Die staat aan het begin van een waardeketen van bedrijven, waaronder honderden Vlaamse kmo’s uit de maak- en dienstensector.
Hans Maertens, gedelegeerd bestuurder van Voka: “Om de klimaatdoelstellingen te halen, moeten we nu actie ondernemen. Het is van vitaal belang dat industrie, havens en de overheden samenwerken om te komen tot haalbare financieringsmodellen. Alleen dan kunnen we de nodige infrastructuurinvesteringen doen, onze industrie toekomstbestendig maken en de welvaart in Vlaanderen voor de volgende generaties veiligstellen.
”
Terugvloei van ETS1-middelen naar industrie
De miljardeninvesteringen in de klimaattransitie kunnen mede gefinancierd worden door een eerlijkere terugvloei van de ETS1-opbrengsten, dat zijn de middelen die Europees worden opgehaald bij de verkoop van emissierechten aan de industrie. Vandaag is dit voor onze Vlaamse industrie niet het geval, en dit zowel op Europees, interfederaal als op Vlaams niveau.
De ETS1-middelen zouden uitsluitend gebruikt mogen worden voor de transitie van ETS1-sectoren. In 2025 beschikt Vlaanderen over 298 miljoen euro aan ETS1-middelen, maar in de periode 2013-2023 vloeide slechts een derde daarvan terug naar de Vlaamse industrie. De rest wordt versnipperd ingezet in klimaatprojecten buiten de industrie.
Hans Maertens, gedelegeerd bestuurder van Voka: “De industrie betaalt vele miljoenen aan de aankoop van uitstootrechten. Het is dan ook logisch dat de opbrengst daarvan volledig ingezet wordt voor het klimaatneutraal maken van diezelfde industrie. Als we de middelen versnipperd blijven inzetten, zullen we onvoldoende resultaten boeken in de strijd tegen de klimaatopwarming. De Vlaamse regering moet hierin haar verantwoordelijkheid nemen.
”
Fair share Europese klimaatmiddelen
Maar eerst en vooral krijgt België vandaag een te klein aandeel van de ETS-gelden. De Europese verdeelsleutel uit 2005 op basis waarvan het geld terugvloeit naar de lidstaten, is achterhaald. Het aandeel van Belgische emissies binnen de EU was in 2024 3,4%, maar België krijgt slechts 2,6% van de ETS1-veilingopbrengsten. Dat heeft te maken ons relatief groot aandeel zware industrie ten opzichte van de elektriciteitssector binnen ETS. Bovendien had België bij de berekening van de ETS-verdeelsleutel in 2005, in tegenstelling tot andere Europese lidstaten, geen vervuilende kolencentrales meer. Een heronderhandeling van het Belgische ETS-aandeel kan 134 miljoen euro extra toevoegen aan de ETS1-inkomsten van Vlaanderen.
Het ETS-systeem wordt volgend jaar herbekeken. Om een heronderhandeling op Europees niveau te doen slagen, is het zinvol dat landen met gelijkaardige uitdagingen bondgenootschappen aangaan. Voor ons land ligt er vandaag meer strategisch potentieel in het aanknopen van nauwere banden met lidstaten in het noorden van Europa - landen met een vergelijkbare industriële structuur en dezelfde strategische belangen.
Eerlijke intra-Belgische verdeling
Tenslotte, Vlaanderen ontvangt een te klein deel van de Belgische ETS1-middelen. De Vlaamse industrie vertegenwoordigt 76% van de Belgische ETS-emissies, maar krijgt slechts 53% van de middelen. Een intra-Belgische heronderhandeling kan bijkomend 206 miljoen euro opbrengen die ingezet kan worden voor de industriële klimaattransitie. Deze intra-Belgische ‘lastenverdeling’ zal dit jaar herbekeken worden.
Hans Maertens, gedelegeerd bestuurder van Voka: “De basisindustrie in Vlaanderen moet krijgen waar het recht op heeft. We laten vandaag jaarlijks honderden miljoenen euro’s liggen. We vragen onze politici om prioriteit te geven aan de heronderhandeling van de verdeling van de ETS1-middelen. Die middelen zullen voor onze bedrijven het verschil maken tussen wel of geen rendabele business case voor klimaatinvesteringen. Als we dit Europees verstandig aanpakken, kunnen we al een heel eind ver geraken zonder een massale mobilisatie van overheidsmiddelen die onze begroting bezwaren.
”
Naar 1 miljard euro per jaar
De Europese en intra-Belgische fair share heronderhandelingen kunnen dus de ETS1-middelen verdubbelen ten voordele van de industriële klimaattransitie in Vlaanderen: van 298 miljoen euro naar 750 miljoen euro per jaar. Dat bedrag kan zelfs stijgen naar ruim 1 miljard euro per jaar: door de uitfasering van de gratis emissierechten zullen de ETS1-inkomsten binnenkort nog toenemen. Die bijkomende middelen zouden ook naar de lidstaten kunnen terugvloeien.
Cruciale rol voor de Vlaamse havens
Havens zijn omwille van hun geografische ligging en clustering van industriële bedrijven goed geplaatst om de motor te zijn van de klimaattransitie, in het bijzonder door de kostencompetitieve technologie van carbon capture and storage (CCS, afvang en opslag van CO2). De aanleg van CCS-infrastructuur in de Vlaamse havens staat aan de basis van een netwerk van CO2-pijpleidingen over gans België. CCS-infrastructuur start in de Vlaamse havens, maar de business case wordt pas interessant als ook de energie-intensieve industrie in Wallonië en later ook Nederland en het Ruhrgebied hierop kunnen aanhaken.
Dankzij de 2.000 ondernemingen die er gevestigd zijn leveren de havens Port of Antwerp-Bruges en North Sea Port een toegevoegde waarde van 33,5 miljard euro en een werkgelegenheid van 270.000 jobs. Het sterk verankerd industrieel ecosysteem, met ETS-plichtige activiteiten zoals staal, chemie en energie gaat evenwel gepaard met een jaarlijkse CO2 uitstoot van ongeveer 35 tot 40 miljoen ton. Die uitstoot dient de komende jaren op een kostenefficiënte wijze verminderd te worden om tegelijk duurzaam én competitief te blijven binnen een snel evoluerend industrieel landschap.
Jacques Vandermeiren, CEO Port of Antwerp-Bruges: “De ARRRA-cluster — de industriële as Antwerpen-Rotterdam-Rijn-Ruhr — is een van de sterkste industriële ecosystemen van Europa. Deze studie toont duidelijk aan waar er structurele correcties nodig zijn om dit strategisch netwerk te verankeren en klaar te stomen voor een duurzame toekomst. We reiken beleidsmakers daarvoor concrete aanbevelingen aan om verder constructief samen te werken.
”
Waterstofinfrastructuur is nodig op langere termijn
Naast inzetten op de nodige infrastructuur voor CO2 dient er bovendien tijdig werk gemaakt te worden van de infrastructuur voor waterstof. CO₂-infrastructuur verdient vandaag weliswaar prioriteit op basis van de actuele vergevorderde CCS-projecten. Naargelang de marktvraag uitbreidt, kunnen waterstofnetwerken uitgebreid worden.
Maarten den Dekker, Chief Sustainability and Digital Officer North Sea Port: “Havens hebben een goed zicht op de marktvraag en kunnen signalen geven wanneer publieke tussenkomst of uitbreiding nodig wordt. Het gelijktijdige onderzoek naar de uitrol van CO₂- en waterstofnetwerken kan hierbij zelfs kostenefficiënt zijn
”
Over de studie
De studie is uitgevoerd door Ortelius, de economische adviestak binnen de Econopolis Groep. De opdrachtgevers van de studie zijn Voka nationaal en de Voka Kamers van Koophandel Antwerpen-Waasland, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen, Port of Antwerp-Bruges en North Sea Port, in samenwerking met BASF Antwerpen en Smart Delta Resources Flanders.
Contact
Voka
Eric Laureys - Woordvoerder
+32 489 93 33 25 - eric.laureys@voka.be
Port of Antwerp-Bruges
Lennart Verstappen – Woordvoerder
+32 492 15 41 39 - press@portofantwerpbruges.com
North Sea Port
Johan Bresseleers - Woordvoerder
+32 478 918 675 - johan.bresseleers@northseaport.com